’t Edelhert beslopen,
door wat hunkert tussen bomen
steigert met geweldige sprong
verscheurt hij ogenblik
en rent, rent tot wat gadesloeg
genadeloos achterblijft
de vlinder vertakt
met prikwonden doorzeeft
klein en kleurloos
doch gered op ruige hoornen
van groeiende waanzin
gered, dankzij het edel beest
edlhert buigt
vlinder nabij bloesem
wenkende akkers en velden
bloeiende bloemen en vreugd
hij waakt met geduld
over vleugels, zij gebroken
zelfs wanneer dodenmist en kilte
loert op hun prooi
Nu vereeuwigd ergens te velde
in een hoekje niemandsland
op marmer gekerfd met gezegde;
‘hier rust edelhert en vlinder
geveld door verdriet en dood
wie goed luistert in de velden
hoort hoefgetrappel, reuzengroot
z’n vlinder stevig gevlochten
nabij het hart van zijn hoorn
zijn eeuwig samen
van kille ochtendmist…
tot zomerse avondrood’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten